Onze westerse democratische samenleving staat steeds meer onder druk. Tegenstellingen nemen toe, en er heerst veel onvrede en onbegrip. Den Haag lijkt de verbinding met de gewone man en vrouw op straat meer en meer kwijt te raken. Het politieke landschap krijgt het karakter van een strijdtoneel, waarin politici op de persoon spelen en partijbelang de boventoon voert. De ongelijkheid in de samenleving neemt toe, en dit werkt ook door in het onderwijs.
Hoewel we zeggen dat we in een meritocratie leven – waarin toegang tot onderwijs gebaseerd is op verdienste, zoals prestatie, intelligentie en vaardigheden, en niet op sociale status of afkomst – blijkt dit principe steeds minder te werken. We belijden dat kinderen gelijke kansen krijgen, maar de werkelijkheid is anders.
Michael J. Sandel, hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University, geeft in zijn boek De tirannie van verdienste (2020), met als ondertitel Over de toekomst van de democratie, een scherpe analyse van deze ontwikkeling. Hij uit forse kritiek op hoe de samenleving zich ontwikkelt en maakt zich grote zorgen over de toekomst van onze westerse democratie.
Meritocratie is een krachtig principe, maar het werkt niet zoals bedoeld. Het is niet waar dat iedereen gelijke kansen heeft om op te klimmen. Niet zozeer je capaciteiten, maar de plek waar je wieg stond, is een van belangrijkste voorspellers van je maatschappelijke loopbaan en positie. Hoewel de universiteit in principe toegankelijk is voor iedereen die op een bepaald niveau functioneert, hebben verreweg de meeste studenten ouders met een hoger inkomen. Onderwijs is dus niet de meritocratie die het pretendeert te zijn.
Onbehagen
De meritocratie draagt eraan bij dat succes en status worden bepaald door wat iemand in het leven heeft bereikt, niet door wie iemand is. Prestaties bepalen je (school)loopbaan, je latere positie en grotendeels ook je salaris. Sandel noemt dit ‘de retoriek van de opklimming: You can make it, if you try.’
Dat is de tirannie van de verdienste: wat je bereikt in dit leven is zogenaamd vooral afhankelijk van je eigen inspanningen en het benutten van kansen
Rens Rottier
De samenleving is daardoor steeds meer verdeeld geraakt in mensen die het “gemaakt” hebben – zij die de maatschappelijke ladder bereikt hebben – en een groep die is achtergebleven, de “left behind”. De mensen die het niet hebben gered, worden gezien als verliezers, als minderbedeelden. Zo is er een kloof ontstaan in de samenleving, met als gevolg veel onvrede en onbegrip bij de achterblijvers. Dit draagt bij aan een breed maatschappelijk onbehagen dat hand over hand toeneemt.
Achterblijvers
Deze ontwikkeling heeft ook veel nare bijeffecten. Twee daarvan wil ik noemen. Intellectuele gaven worden overgewaardeerd, omdat zij meer kans geven op een hogere opleiding. De meeste ouders hopen dat hun kind bij het verlaten van de basisschool een zo hoog mogelijk vervolgadvies krijgt.
Een tweede effect is nog ingrijpender: mensen die het gemaakt hebben, schrijven hun succes toe aan hun eigen verdienste en denken dat achterblijvers hun situatie aan zichzelf te danken hebben: die hebben hun kansen niet gepakt. Bij de winnaars leidt dit tot hoogmoed, bij de verliezers tot vernedering. Dat is de tirannie van de verdienste. Wat je bereikt in dit leven is zogenaamd vooral afhankelijk van je eigen inspanningen en het benutten van kansen. De meritocratie is een harde meester: je hebt je lot zelf in handen.
In een meritocratische samenleving, dreigen zachte waarden minder aandacht te krijgen. Zij leveren op langere termijn letterlijk minder op. Waarden die essentieel zijn voor een goed functionerende samenleving – zoals gemeenschapszin, dienstbaarheid, empathie, samenwerken, aandacht voor de ander – krijgen minder ruimte en worden ook minder beoefend. Dit raakt ook gemeenschappen, zoals christelijke scholen. Deze instituten zijn ooit gesticht om dit soort gemeenschapswaarden aan leerlingen bij te brengen, geworteld in een christelijke levensvisie, die de basis van deze scholen vormt.
Prestaties
De meritocratie, als uiting en uitkomst van neoliberale ontwikkelingen in onze westerse samenleving, is dan ook een bedreiging voor christelijke scholen, gezinnen en gemeenschappen. Ook omdat ze gepaard gaat met een drang om vooral voor jezelf te gaan en eigen succes na te streven. Maar dit biedt wellicht ook een kans: een aansporing om (opnieuw) na te denken over hoe christelijke waarden vertaald kunnen worden naar onze onderwijspraktijk.
Een recent verschenen bundel kan daarbij helpen. Onderwijs voorbij de meritocratie (2025) levert een aantal tegendraadse beschouwingen over prestaties in het onderwijs. Diverse auteurs, onder wie Gert Biesta, Bram de Muynck, Jan Hoogland, Erik Borgman en Doret de Ruyter, geven kritische beschouwingen bij de dominante meritocratische ontwikkeling in het onderwijs. Het gaat niet in de eerste plaats om prestaties en opbrengsten, maar om kinderen tot ontwikkeling te brengen. Vanuit een christelijke levensvisie en waardenpatroon. Niet voor de school, maar voor het leven leren we.